Lucas en Anna lopen naar school. Onderweg zien ze bij een huis een ooievaar in de tuin staan. ‘Daar is een baby geboren’, zegt Anna. ‘Hoe weet je dat?’, vraagt Lucas. ‘Er staat een ooievaar in de tuin’, antwoord Anna. ‘Ja’, zegt Lucas, ‘maar waarom is er dan een baby geboren?’ ‘Nou, baby’s worden gebracht door de ooievaar’, antwoord Anna. ‘Door de ooievaar?’, vraagt Lucas verbaasd. ‘Hoe kom je daar nu bij?’ ‘Dat heeft papa verteld’, antwoord Anna.
’s Avonds wordt Lucas door papa naar bed gebracht. ‘Papa, ben ik ook door de ooievaar gebracht?’, vraagt hij. ‘Waarom vraag je dat?’, antwoord papa. ‘Nou Anna zegt dat baby’s door de ooievaar worden gebracht’, antwoord Lucas. Papa lacht. ‘Baby’s worden door God gemaakt’, zegt papa. ‘Maar als er een baby geboren wordt zetten mensen wel eens een ooievaar in de tuin. Zo kan iedereen zien dat daar in huis een baby geboren is.’
Een paar dagen later staat er bij de buurvrouw aan de andere kant van Anna’s huis ook een ooievaar in de tuin. Lucas en Anna zien elke morgen als ze naar school gaan een mevrouw met witte kleren bij de buurvrouw naar binnen gaan. ‘Waarom komt die mevrouw elke dag bij de buurvrouw?’, vraagt Lucas aan mama. ‘Die mevrouw met de witte kleren is een kraamverzorgster’, antwoord mama. ‘Ze zorgt voor de buurvrouw en haar baby.’ ‘Kan de buurvrouw dat zelf niet?’, vraagt Anna. ‘Als een mevrouw een baby krijgt, dan moet ze eerst rustig aan doen zodat haar lichaam tijd heeft om te herstellen. Net zoals na een operatie’, antwoord mama. ‘Maar de Here God stuurt de baby toch met de ooievaar?’, zegt Lucas. ‘Hoe kom je daar nu bij?’, vraagt mama verbaasd. ‘Papa zegt dat de Here God baby’s maakt en de papa van Anna zegt dat baby’s met de ooievaar worden gebracht’, antwoord Lucas. ‘Baby’s worden door de Here God gemaakt in de buik van de moeder’, legt mama uit. ‘Als de baby dan geboren is, heeft de mama een wondje in haar buik. Daarom moet ze rustig aan doen, zodat dat wondje kan genezen. En daarom komt de kraamverzorgster om te zorgen voor de mama en de baby.’ Lucas en Anna knikken. Ze snappen het.
De volgende dag gaan Lucas en Anna met de mama van Lucas op bezoek bij de buurvrouw. ‘Dat heet kraambezoek’, verteld mama. Mama en de buurvrouw zitten te kletsen. Lucas en Anna lopen naar het wiegje. De mevrouw met witte kleren komt naar ze toe. ‘Willen jullie de baby even zien?’, vraagt ze. Lucas en Anna knikken. De kraamverzorgster tilt ze 1 voor 1 op. Ze kijken in de wieg. De baby slaapt. ‘Willen jullie beschuit met muisjes?’, vraagt de kraamverzorgster. Anna knikt, maar Lucas schudt zijn hoofd. ‘Ik lust geen muizen’, antwoord hij. Anna begint te lachen. ‘Geen echte muizen, hagelslag muizen’, zegt ze. ‘O’, zegt Lucas, ‘die lust ik wel.’ De kraamverzorgster loopt naar de keuken. ‘Wat een lelijke baby’, fluistert Lucas. ‘Dat mag je niet zeggen’, antwoord Anna, ‘dat is niet netjes. Je moet altijd zeggen dat het een lieve baby is.’ ‘Maar hoe weet je dat nou?’, antwoord Lucas, ‘de baby slaapt.’ ‘Alle baby’s zijn lief als ze slapen, zegt mijn mama altijd’, antwoord Anna. De kraamverzorgster komt weer uit de keuken. Ze heeft twee bekers limonade bij zich en voor iedereen een beschuit met muisjes.