Als Lucas met zijn ouders en broer en zussen in de kerk zit, ziet hij op het podium een tafel staan. Hij trekt mama aan haar arm. ‘Mama, waarom staat die tafel daar?’, vraagt hij. ‘Dat is voor het avondmaal’, antwoord mama. ‘Het avondmaal?’, vraagt Lucas, ‘wat is dat?’ Mama neemt Lucas even mee uit de kerkzaal, zodat ze het hem rustig kan uitleggen.
‘De avond voordat Jezus stierf vierde Hij met Zijn vrienden Pascha.’ ‘Wat is Pascha?’, vraagt Lucas. ‘Heel lang voordat Jezus geboren was, leefden de Israëlieten in Egypte. De koning van Egypte liet de Israëlieten hard werken. God koos toen Mozes uit om de Israëlieten te bevrijden van de Egyptische koning. Mozes ging naar de koning en zei dat God wilde dat de Israëlieten uit Egypte weggingen, maar daar was de koning niet zo blij mee. Dus hij zei nee en liet de Israëlieten nog harder werken. Daarom stuurde God 10 plagen naar Egypte.’ ‘Plagen? Wat zijn dat?’, vraagt Lucas. ‘Dat in heel Egypte allemaal kikkers kwamen, was bijvoorbeeld zo’n plaag. En een andere plaag was dat het in heel Egypte zo donker was dat niemand iets kon zien. Maar het gekke van al die plagen was dat ze niet gebeurden niet het stuk van Egypte waar de Israëlieten woonden. In heel Egypte was het superdonker, maar daar waar de Israëlieten woonden was het licht.’ ‘Dat is gek hé, mama?’, oppert Lucas. ‘Niet helemaal’, antwoord mama, ‘want de Israëlieten waren het volk van God. Na de negende plaag zei God tegen Mozes dat alle Israëlieten klaar moesten staan om te vertrekken. Ze moesten broden bakken, maar mochten daarbij geen gist gebruiken, daarom zijn de broden plat. En God zei dat ze elk jaar op dezelfde dag dit feest moesten vieren. Met brood en wijn. Om er aan te denken dat God ze van de Egyptische koning had bevrijd. Want die nacht kwam de tiende plaag en daarna liet de koning van Egypte de Israëlieten wel gaan. En dat feest noemen ze Pascha.’ ‘Dus Jezus vierde Pascha?’, vraagt Lucas. ‘Ja, Jezus was ook een Israëliet en dus vierde Hij Pascha met Zijn vrienden. En terwijl Hij het brood pakte brak Hij het in stukjes en gaf aan al Zijn vrienden een stukje en Hij zei daarbij dat het brood een teken was van Zijn lichaam dat verbroken zou worden. Daarmee doelde Hij op Zijn lichaam dat dood zou gaan aan het kruis.’ ‘Dat is met Goede vrijdag, hé mama?’ Mama knikt. ‘Nadat Jezus het brood uitgedeeld had, pakt Hij de beker met wijn en zei dat de wijn een teken was van Zijn bloed.’ ‘Maar mama, dat is vies.’ Mama lacht, ‘de wijn was geen bloed, maar was een teken van Jezus’ bloed. Toen Jezus stierf had Hij veel wonden waar bloed uit kwam. Dus Jezus liet met de brood en de wijn zien dat Hij zou sterven. Hij zei tegen Zijn vrienden dat ze elke keer Zijn dood moesten gedenken met de brood en de wijn.’ ‘Maar dat is toch niet leuk voor Zijn vrienden?’
‘Als jij iets stouts doet geef je de duivel een stukje van je hart. Bij het avondmaal neem je een stukje van het brood, dus het lichaam van Jezus en een slokje wijn, het bloed van Jezus en dan neemt Jezus dat stukje hart weer terug van de duivel. Zodat je hartje weer helemaal van Jezus is.’ ‘Maar mama, wat als ik niet wil dat Jezus mijn hartje heeft?’ ‘Ja, dat is een keuze die jezelf moet maken.’ ‘Nu?’ ‘Nee, daar mag je rustig over nadenken. Maar je kunt geen brood en wijn nemen van het avondmaal tot je die keuze hebt gemaakt.’ ‘Krijg ik dan geen honger?’ Mama lacht. ‘Nee, natuurlijk niet je hebt toch net thuis nog gegeten?’ Lucas lacht ook. ‘O ja, dat is ook zo.’
Dan gaan mama en Lucas weer in de kerkzaal zitten. De kerkdienst was al begonnen, maar dat geeft niet.