Het is herfstvakantie. Lucas en Anna hoeven niet naar school. Anna speelt bij Lucas. Ze zitten in de keuken bij de eettafel fruit te eten en mama leest een verhaaltje voor. Het gaat over een beertje dat in de bladeren aan het spelen is. Als het verhaaltje afgelopen is zegt mama, “kijk eens naar buiten. Zien jullie dat de blaadjes van de bomen vallen?” “Ja,” roepen Lucas en Anna in koor. “Jullie gaan even naar de wc en daarna gaan we onze jassen en laarzen aandoen”, zegt mama.
Even later staan mama, Lucas, Anna, de twee zussen van Lucas, zijn broer en het kleine zusje van Lucas buiten. Ze lopen naar het bos vlakbij hun huis. Daar krijgen ze allemaal, behalve de kleine Elizabeth, een plastic tas. “Jullie mogen allemaal verschillende kleuren blaadjes verzamelen”, zegt mama. “En jullie”, zegt ze tegen de grootste kinderen, “mogen verschillende vormen blaadjes verzamelen.” De kinderen rennen allemaal een andere kant op. Anna rent met Lucas mee. “O, wat is dit leuk”, roept Anna terwijl ze een roodgekleurd blaadje in haar tas stopt. Lucas stopt een oranje en een geel blad in zijn tas. Dan ziet hij een heel mooi blad. Het is een groot blad met allemaal verschillende kleuren. Het is nog een beetje groen in het midden, maar het is ook een beetje geel en oranje. “O, moet je kijken”, zegt hij tegen Anna. “Dat is een mooi blad”, zegt Anna. Lucas pakt het blad op en stopt het in zijn tas. “Wat is dat?”, vraagt Anna. Ze wijst naar de grond. Lucas weet het ook niet. “Mama”, roept hij. Mama komt aangelopen. “Wat is er, lieverd?”, vraagt ze. “Wat is dat?”, vraagt Lucas. Hij wijst naar de witte dingetjes die onder zijn blad lagen. “Dat zijn paddenstoelen”, antwoord mama. “O, die zijn mooi, mag ik die meenemen?”, vraagt Lucas. “Nee”, zegt mama, “doe dat maar niet. Sommige paddenstoelen zijn giftig en ik weet niet of deze ook giftig zijn. Je mag er wel naar kijken. Maar niet aankomen hoor”, waarschuwt mama. Lucas en Anna kijken nog even naar de paddenstoelen en gaan dan weer verder zoeken naar mooie bladeren.
Als ze weer thuis zijn met hun tassen vol bladeren is het tijd om te eten. “Vanmiddag als Elizabeth in bed ligt gaan we knutselen met de bladeren”, zegt mama, “maar nu eerst handen wassen, dan kunnen we een broodje eten.” Sarah en Micha de grote broer en zus van Lucas dekken de tafel, terwijl mama helpt met handen wassen. Als iedereen aan tafel zit vouwen alle kinderen hun handen. Anna kijkt naar hen en weet niet zo goed wat ze moet doen. Mama ziet het. “Voor het eten vragen wij altijd aan de Here Jezus of hij het eten wil zegenen. We zeggen dan samen ‘Here Jezus wilt u dit eten zegenen? Amen.’ Je mag ook mee doen als je dat wilt. En als je alleen wilt luisteren is het ook goed”, zegt mama. Anna weet niet zo goed wat ze moet doen, daarom luistert ze alleen naar wat de anderen zeggen. Als ze amen hebben gezegd, pakken de grote kinderen een broodje. “Wat wil jij op je brood”, vraagt mama. Anna kijkt wat er op de tafel staat. “Kaas”, antwoord ze. “Heeft de Here Jezus al antwoord gegeven?”, vraagt ze dan . Lucas begint te lachen, “dat kan toch helemaal niet. De Here Jezus is in de hemel.” Mama kijkt van Lucas naar Anna, “Lucas heeft wel gelijk. De Here Jezus is in de hemel, maar toen Hij nog op aarde was heeft Hij gezegd, alles wat je vraagt in Mijn Naam zal ik doen. Dus als wij vragen of de Here Jezus ons eten wil zegenen dan zal Hij dat doen.” Na het eten brengt mama Elizabeth naar bed en gaan ze van de bladeren mooie kettingen rijgen.